De recente aankondiging van OpenAI over de integratie van een shoppingfunctionaliteit in ChatGPT roept vragen op over hun commerciële strategie en stelt een fundamentele vraag: tot wie richt OpenAI zich eigenlijk, naar het B2B-segment, dat notoir winstgevender is, of direct naar het grote publiek (B2C)? Het is echter belangrijk om deze tegenstelling te nuanceren: hoewel de gebruikersinterface voor het grote publiek een essentiële hefboom voor adoptie vormt die brede democratisering mogelijk maakt, blijft het echte financiële goudmijntje voor OpenAI tot op heden het B2B-segment, met name dankzij de verkoop van hun API's aan bedrijven.

Tot nu toe leek OpenAI zich, ondanks de schijn, voornamelijk te positioneren als leverancier van geavanceerde technologie die door andere bedrijven in innovatieve oplossingen kan worden geïntegreerd. Veel startups en grote bedrijven hebben GPT en andere OpenAI-producten geadopteerd als essentieel technologisch fundament van hun commerciële aanbiedingen. Deze nieuwe shoppingfunctionaliteit die direct toegankelijk is via de gebruikersinterface voor het grote publiek, illustreert echter hoe OpenAI zijn actiegebied ostentatief blijft uitbreiden naar de eindconsument. Deze strategie richting particulieren is waarschijnlijk geen doel op zich, maar eerder een strategisch middel om de massale adoptie van hun technologie te versterken en hun status als onmisbare speler op de markt verder te consolideren.

Deze strategie lijkt op het eerste gezicht aantrekkelijk: het directe aanspreken van consumenten, de zichtbaarheid van AI vergroten en de dagelijkse toepassingen ervan democratiseren. Deze aanpak is echter niet zonder risico. Door te blijven uitbreiden qua functionaliteiten en zich frontaal op markten te richten die traditioneel voorbehouden zijn aan hun eigen partners en B2B-klanten, zou OpenAI geleidelijk zijn ecosysteem kunnen verzwakken, of zelfs de klantbedrijven die op hun technologie vertrouwden om hun eigen oplossingen met aanbevelings- of online assistentielaagjes te bouwen, kunnen kannibaliseren.

OpenAI lijkt dus een complexe evenwichtsoefening te spelen: zijn diensten uitbreiden en het grote publiek verleiden terwijl het onmisbaar blijft voor de klantbedrijven. Zeker, deze aanpak wordt vergemakkelijkt door de hegemonie en de significante voorsprong die OpenAI momenteel geniet, wat de directe risico's van te zware concurrentie voor hun ecosysteem vermindert. Niettemin roept deze strategische keuze vragen op over de levensvatbaarheid op lange termijn van een economisch model waarin de technologieaanbieder ook een directe concurrent van de klantbedrijven zou kunnen worden.

Op termijn zou deze dynamiek de partnerbedrijven kunnen aanmoedigen om alternatieve oplossingen te zoeken of te ontwikkelen, die minder afhankelijk zijn van een speler die op elk moment hun terrein zou kunnen betreden. Hoewel deze klanten gerustgesteld zouden moeten worden over de strategische grenzen die OpenAI zichzelf zou opleggen, heeft laatstgenoemde er, althans publiekelijk, geen belang bij om zijn eigen honger te beperken tegenover een steeds agressievere concurrentie. In deze context is het moeilijk voor te stellen dat OpenAI vrijwillig zou afzien van toekomstige groeikansen, waarmee de indruk wordt bevestigd dat niets de eetlust van deze technologische gigant echt kan stillen.

Beter begrijpen